ELW 47: PATER STEFAAN LECLEIR OVER HET LEVEN EN HET LIJDEN VAN KARDINAAL THUÂN
“Zijt gij in staat de beker te drinken die Ik drink?…” (Marcus 10,38). Deze woorden moeten de gedachten van Mgr. Thuân van Nguyen bezig gehouden hebben. Hij is 48 jaar oud als hij in 1975 aartsbisschop wordt van Saigon in Viëtnam en door het communistische regime zonder hoop op een eerlijk proces opgepakt wordt en gevangen gezet wordt.
Mgr. Thuân werd opgesloten. Helemaal alleen, in een cel zonder ramen. Hij wist niet of het dag of nacht was. Slechts een à twee maal per dag mocht hij naar het toilet. Regelmatig werd dit zelfs niet toegestaan. Soms overstroomde zijn cel. Paddenstoelen groeiden op zijn matras. Vernederd en gemarteld kon hij nog nauwelijks bidden. Men gaf hem opzettelijk overgezouten voedsel en veel water, waardoor zijn cel noodgedwongen ook zijn toilet werd. En toch ervaarde hij daar Gods nabijheid als een helder licht dat heel zijn hart, zelfs zijn donkere cel verlichtte. Hijzelf schreef nadien: “Dat licht bracht me nieuwe vrede en heeft me geholpen om de momenten, die fysiek onverdraaglijk waren, door te komen”.
Het leven van mgr. Thuân én zijn kijk op zijn ellende veranderde. Christus werd zijn licht: Christus die zijn leven als een losprijs voor hem gegeven had (Marcus 10,45). Hij vond steun bij Hem die in staat was met zijn zwakheden mee te voelen (Hebreeën 4,15), die het allemaal eerder had doorstaan: Christus, de rechtvaardige dienaar, belast met de zonden van de wereld, die velen rechtvaardigt (Jesaja 53,11). Hij was zijn licht en zijn vreugde. Mgr. Thuân kon geen enkel pastoraal werk meer doen, hij was in eenzaamheid vernederd, in donkere duisternis ondergedompeld. Maar niets – geen muren of tralies – of niemand – geen enkele bewaker – konden hem beletten Christus lief te hebben. “De beker die Ik drink zult gij drinken…” (Marcus 10,39).
Op 29 november 1976 werd hij naar een werkkamp gebracht. Daar slaagde hij erin dagelijks in het geheim de Heilige Eucharistie op te dragen. Toegestuurd als een medicijn tegen buikpijn kwam hij regelmatig in het bezit van een beetje wijn. Stukjes brood werden verstopt in een zaklantaarn en zo aan hem bezorgd. Vanaf dat moment ervaarde hij voortdurend de christelijke vreugde. “De beker die Ik drink zult gij drinken…”.
Mgr. Thuân reikte de communie uit aan de katholieken die samen met hem gevangen zaten. Regelmatig werd hij overgeplaatst. Door zijn goedheid en zijn zachtmoedigheid kon hij vele harten winnen, ook van spionnen die hem in de gaten moesten houden. Hij hoorde zelfs hun biecht. Hij bracht vele mensen tot het geloof. Hij verrichtte in het geheim priesterwijdingen. “De beker die Gij drinkt, Heer, zal ik drinken…”. Die beker, de beker des Heren: de Eucharistie, was zijn kracht.
Mgr. Thuân werd een dienaar van het evangelie. Hij werd de slaaf van een regime dat met ijzeren vuist regeerde (Marcus 10,42), hij werd een slaaf van de liefde van Christus. Aan Christus behoorde hij toe. Zijn barmhartigheid en zijn genade had hij ervaren, zijn tijdige hulp mocht hij ondervinden (Hebreeën 4,16). Hulp kwam er toen hij, door de volhardende diplomatie van de heilige paus Johannes-Paulus II, in 1988 de vrijheid verkreeg. Het was een vrijheid die uitmondde in ballingschap. Maar paus Johannes-Paulus II gaf hem een plaats aan de curie waar hij de sociale leer van de Kerk mocht verspreiden. In 2001 werd mgr. Thuân kardinaal gecreëerd. Een paar weken later werd een zeldzame vorm van kanker ontdekt en onderging hij een chirurgische ingreep. In één van zijn laatste homilieën verkondigde hij: “Gezegend zij de leidsman die noch de waarheid, noch de media vreest, want op de dag des oordeels zal hij aan God alleen verantwoording afleggen, en niet aan het volk, noch aan de media”. Profetische woorden, zeker in deze tijd waar mensen zonder proces of kans op wederwoord door de media aan de schandpaal worden genageld. “In de loop van de laatste dagen, toen hij al niet meer kon spreken, hield hij de blik gericht op het kruisbeeld dat hij voor zich had. Hij bad in stilte terwijl hij zijn laatste offer volbracht. (…) Hij was vervuld van Christus, die het leven en de verrijzenis is van allen die op Hem hun geloof hebben gevestigd”. (H. Johannes-Paulus II) “De beker die Gij drinkt, Heer, zal ik drinken…”. Kardinaal Thuân overleed op 16 september 2002.
Bron: bewerking van de homilie van pater Benny van 21 oktober 2018
Reageren is niet langer mogelijk.