Echte Liefde Wacht

vorige  keren

ELW 49: GETUIGENIS E.H. BERNARD DEBEUF

Archieven

E. H. Bernard Debeuf werd geboren in 1939, en priester gewijd in 1964. In 1991 begon hij, in opdracht van en op voorspraak van Maria, de Moeder Gods, aan een nieuw avontuur. De opdracht was de stichting en de uitbouw van een nieuwe religieuze gemeenschap in Vlaanderen. Een nieuwe religieuze gemeenschap stichten heeft iets weg van een gezin stichten, maar dan op een zuiver geestelijk fundament.

Net zoals het in deze tijd moeilijk of alleszins zeldzaam lijkt om jongeren te vinden die bewust voor een kerkelijk huwelijk kiezen, en ook daaraan voorafgaand in kuisheid te leven, lijkt het stichten van een nieuwe religieuze gemeenschap in deze tijd en in ons land niet vanzelfsprekend. Maar God en Maria blijven dezelfde, en maken dat nu nog steeds mogelijk. Bernard Debeuf kwam getuigen van hoe die opdracht en oproep is gelopen. Hieronder een sterk ingekort verslag van zijn getuigenis.

​Eerst en vooral wil ik zeggen dat ik graag onder jongeren ben, en het is zeer mooi dat iets als Echte Liefde Wacht bestaat. Het is een zeer belangrijke taak om in onze tijd mooie gezinnen te stichten. Zelf heb ik de opdracht gekregen een ‘ander soort’ gezin te stichten, namelijk het gezin van Jezus, Jozef en Maria dat zich uitbreidt over de hele wereld – in dit geval over het Vlaamse land. Een eerste vraag die ik daarbij vaak kreeg was: is dat nu nog nodig, en nog mogelijk? Wat voor zin heeft dat? Voor veel mensen is dat een overbodige zaak, omdat ze heel veel religieuze groepen zien verdwijnen. Veel kloosters sluiten hun deuren omdat het volk oud is geworden, en stilaan volledig aan het verdwijnen is. Het is een algemene trend, maar hier en daar zijn er gelukkig ook andere trends. De Heilige Geest weet wat Hij moet doen. Zeker Maria, die de bruid is van de H Geest, zorgt er voor dat er op tijd en stond uitbreiding wordt gegeven aan haar grote familie, de familie van God. God is eigenlijk de kern van alle gezinnen, van alle families. Hij is gezin in Zichzelf: de Vader en de Zoon, die elkaar liefhebben en voor alle tijden de H. Geest voortbrengen. Van bij het begin van de wereld heeft de Vader besloten om in dit gezin een Moeder te brengen: Maria. Daardoor kan het gezin hier op aarde uitbreiden met de kinderen Gods.

Het is dus niet overbodig dat er kinderen Gods zich gaan wijden en engageren in deze grote familie van de Drie-Ene God. Nu heel concreet is er een nieuwe gemeenschap ontstaan in Vlaanderen. Het is tot nu toe de enige, erkende, nieuwe gemeenschap. De enige Vlaamse, die vanuit de bodem van Vlaanderen is gekomen.

De vraag van veel mensen is dan ook; hoe is dat gekomen? Het was een heel avontuur, dat ik ook heb mogen meemaken. Het is een verhaal dat ik grotendeels vertel, van al de dingen die ik heb meegemaakt. De dingen die je meemaakt, dat heb je ervaren. Hoe is het allemaal gekomen? Zeker niet omdat dat een uitvinding van mij was. Heel wat mensen denken dat het mijn uitvinding was. Maar ik vind deze dingen niet uit, dat kan niet. Het is een geschiedenis die God in de mensen legt. Deze geschiedenis is geen toeval. Zeker achteraf bekeken, na al die jaren, is dat iets dat opvalt. We zijn officieel begonnen in 1992, het is nu het 27ste jaar dat we bezig zijn met deze nieuwe, groeiende gemeenschap. Dat komt niet vanzelf, dat heeft een geschiedenis, als je dat nu even overschouwt, na al die jaren, dan denk je daar over na: wat heeft God nu eigenlijk gedaan? Wat deed Maria? Welk plan hadden zij? Het is hun plan, alles wat er gebeurt in je leven, is geen toeval. Toeval bestaat niet in het woordenboek van de Christengelovige. Het is God die in alles voorziet.

Het is begonnen met een bedevaart, dat was het verre begin, toen er nog geen sprake was van een gemeenschap. Het verre begin is begonnen met een bedevaart naar Medjugorje, in het jaar ‘85. Dat is nu bijna 34 jaar geleden. Ik was aangesproken door mensen van mijn parochie, toen ik pastoor werd was ik de jongste pastoor van het bisdom Brugge. We hadden de buurten ingedeeld in groepen van geloofsverdieping. Daar was een gezin die getuigen van Jehova waren geweest, maar die eruit gestoten waren omdat ze niet meer akkoord gingen met veel dingen die deze sekte vertelde. Ze wilden terugkeren naar de katholieke Kerk. Deze mensen hebben me Medjugorje ‘aangepraat’, want van zulke dingen wist ik niets af, en ik was zelfs zeer sceptisch tegenover dergelijke dingen. Ik dacht: die mensen willen hun technieken van de Jehova getuigen hier toepassen, en dat ga ik verhinderen. Ik had hen nogal kort afgewezen in een van deze bezinningsgroepen, maar ze kwamen terug en gaven mij een boek van professor Laurentin, een grote marioloog die schreef over de eerste bevindingen van Medjugorje. Ik kende hem van uit mijn studietijd op het seminarie. Ik las het, en ik werd er door geboeid. Ik besloot dat het niet goed was dat priesters zomaar oordelen of iets goed of slecht is, zonder iets van de zaak zelf af te weten. Een tijdje later kreeg ik de gelegenheid om met iemand mee te gaan naar Medjugorje.
Wat me daar opviel was de gastvrijheid, zowel bij de mensen zelf als bij de priesters, maar verder gebeurde er op de bedevaart zelf niets bijzonders. Wat me wel verbaasde was dat er veel mensen kwamen naar de H. Mis ‘s avonds, ook veel jongeren. Ik keerde terug met gemengde gevoelens. Maar dan begon het. De eerste nacht dat ik thuis was op mijn pastorie – we woonden met twee priesters in een pastorie – werd ik midden in de nacht wakker, en werd ik als het ware uit mijn bed getild. Ik zei: wat is dat nu? Ik moest verplicht uit mijn bed? En er was niemand! Maar ik moest uit mijn bed, en ik ging op mijn knieën - iets wat ik, tussen haakjes, al lang niet meer gedaan had, op mijn knieën bidden voor mijn bed, ook niet sinds ik priester gewijd was. Ik knielde voor mijn bed, en ik begon maar een weesgegroet te prevelen. En midden in dat weesgegroet kreeg ik een opstoot hier op mijn borst, het was als een opstoot van iets dat zou losbarsten. En inderdaad, er barstte als het ware een fontein of een waterval los. Er kwam een vloed van tranen uit mijn ogen. Het was een onvoorstelbare ervaring. Ik probeerde voortdurend het te doen stoppen, maar voortdurende duwde dat water, die fontein, duwde het naar boven, en er kwamen weer tranen. Ik zag dat mijn bed kletsnat was geworden. En ik dacht, ik kan hier niet meer liggen. Het was zo geweldig dat ik mij afvroeg: wat is er nu met mij gebeurd en aan het gebeuren? En wanneer ik zo aan het vechten was tegen deze watervloed, tegen deze stortvloed, kreeg ik een zin in mijn hoofd of in mijn hart. Het was geen lawaai, geen stem, maar een zin die zich duidelijk uitsprak, in mijn hart, ik weet het niet. En die zei: “Gij hebt u als jonge student toegewijd aan mij. Welnu, gij zijt dat vergeten. Maar uw moeder is dat niet vergeten.” Tot driemaal toe werd deze zin gezegd: “Gij waart het vergeten, maar uw Moeder niet.” En de vloed van tranen begon opnieuw. Dan ben ik de volgende dag naar de Kerk gegaan. En ik heb daar met niemand over durven spreken. Telkens wanneer mensen daarover dingen kwamen vragen voelde ik die fontein opduwen en moest ik haar laten uitbarsten op een eenzame plaats.

Reageren is niet langer mogelijk.